Een beetje geschiedenis …
Evolutie van het instrument
Ontstaan uit verschillende snaarinstrumenten (de Arabische rebec, de middeleeuwse viool en de lira da braccio), verscheen de eerste viool in de zestiende eeuw, rond 1520, in Noord-Italië.
Tijdens de zeventiende en achttiende eeuw gaven grote Italiaanse vioolbouwers, de familie Amati en later Stradivari en Guarneri vorm aan het moderne silhouet van de viool, waardoor de Italiaanse school, met name die van de stad Cremona, een wereldwijde reputatie kreeg.
Daarna werd de viool geperfectioneerd om tegemoet te komen aan de behoeften van componisten en musici. In de 19e eeuw zullen vioolbouwers met name de hals, de klankkast en de diameter van de klankkast verlengen. Door deze wijzigingen konden musici hogere noten spelen en een luider geluid produceren.
Omstreeks 1820 vond de componist en violist Louis Spohr de kinsteun uit, een stuk ebbenhout. Doordat het instrument gemakkelijker vast te houden is, kan ook het register worden versterkt.
Het meer recente hoofdstuk in de geschiedenis wordt gemarkeerd door decreatie van de elektrische viool in 1874 en het geleidelijke gebruik ervan vanaf de jaren 1920.